Ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van Mannenkoor ZWK werd Leen De Graeve gevraagd een reflectie te schrijven over dit koor waar haar vader, nonkels, groot- en overgrootvader bij zingen en zongen. Deze tekst verscheen in Het Jubileumboek ZWK 1913 - 2013.
Dochter van
“Als jullie niet meer in God willen geloven, zullen jullie toch een alternatief moeten vinden,” zei mijn vader toen ik als opstandige puber het atheïsme verkondigde aan de keukentafel. Ik ben dertien jaar ouder intussen en zie mijn generatie worstelen met zingeving. Ik heb intussen geloofd in graancirkels, aliens, de Westerse en de Chinese astrologie, de Oosterse geneeskunde, Tibetaanse meditaties en de moderne wetenschap. Mijn vrienden betalen veel geld om zich drie dagen op te laten sluiten in een grot in India om in contact te komen met zichzelf en het heelal. Anderen zoeken subsidies om kunst te maken die de mensen doet stilstaan bij wie ze zijn en wat hun plaats is in deze wereld. Nog andere schrijven vlammende speeches tegen de eenzaamheid die met verstedelijking gepaard gaat, tegen onze geïndividualiseerde samenleving waar Efficiëntie nog de enige God is. Andere vrienden maken lange, dure reizen naar Boeddhistische kloosters in Myanmar, scheren zich dan kaal en veranderen hun naam van Koen in Naga. Zelf vraag ik me elke dag opnieuw af wie ik ben, en of ik nu best in mijzelf investeer of toch moet nadenken over de richting die onze samenleving uitgaat. Ik heb geen geld om dure cursussen, professionele coaching of trans-Atlantische vliegreizen te betalen. Maar ik heb mijn herinneringen. Hoe ik als kind ‘s zondagsochtend de smalle, houten kronkeltrap opklom naar het hoogkoor in de Sint-Norbertuskerk of de Heilige Geestkerk in Antwerpen. Hoe ik op mijn hurken luisterde naar de mannenstemmen boven mijn hoofd. Het Kyrie en het Gloria, het Credo en het Agnus Dei. Ik vraag me af of daar niet alles aanwezig was waar mijn generatie halsstarrig naar op zoek is. Niet het heropleven van de Katholieke Kerk of de Katholieke God is waar ik naar verlang, maar wel dat meditatieve moment. Een koor, honderd jaar oud, dat samen zingt. Elke stem verhoudt zich met zijn eigen kleur tot de eeuwenoude gezangen over de pijn en de schoonheid van het leven. Ik ben jong en wil nog op de barricade staan. Ik ben bovendien een vrouw, dus pas niet tussen die lage baritons en alten en bassen. Maar mijn zoektocht heeft dezelfde middelpuntzoekende melodie als de Gregoriaanse gezangen. In Molenbeek, Brussel, waar ik werk, zie ik op vrijdagnamiddag hoe alle moslimmannen de moskee binnenstromen. Alle winkels zijn gesloten. Op zondag loopt de Delaunoystraat vol opgeklede zwarte mannen en vrouwen. Jong en oud komt samen om de blijde boodschap uit te zingen. Ik heb veel respect voor mijn vader die probeert met zijn eigen Westerse religieuze traditie aansluiting te zoeken bij deze andere tradities Als ik zo’n klein, zwart meisje in een geel jurkje aan de hand van een oude, grijze man op zondag in Molenbeek zie lopen, als ik de gospelgezangen hoor op straat, moet ik aan mijn bompa denken, en aan de zondagvoormiddagen die ergens in mijn vroegste geheugens opgeslagen liggen. En laat ik niet schijnheilig doen, ook mijn eerste kennismaking met de profane bijeenkomstplek bij uistek, het café, kan ik toeschrijven aan de zingende wandelkring. Alle mannen waar ik van afstam waren lid van de Zingende Wandelkring. Dat koor is mijn patrimonium. Ik denk dat er in deze tijd veel nood is aan zingende wandelkringen, die elke zondagochtend na de pistolets twee uur lang gratis meditatieve muziek brengen. En daarna op café gaan.
Copyright © Leen De Graeve 2014