Home

 

Ik


schrijf


maak theater


publicaties


vrienden


pers


agenda


contact


English

kortverhalen


theaterteksten


gangen voor gedachten


poëzie


Moet ik hem verlaten?


blogs

Kerstverhalen

Veertig weken
Westerse Woestijn-Kerst
Kerstverhaal Brussel 2013

Veertig weken

Omdat ze niet wist van wie ze zwanger was, had ze er op het kerstfeest niets van gezegd tegen haar ouders. Hoe lang ze zwanger was, wist ze ook niet. Ze was altijd al ‘gezet’ geweest, of ‘mollig’, of… nou ja, haar buik zag er altijd uit alsof ze een foetus van acht maanden oud met zich meedroeg. En haar maandstonden waren altijd al zo onregelmatig, ze kon zich de laatste keer niet herinneren. Toen ze drieëntwintig was, had ze eens een jaar niet gemenstrueerd, ze was er niet rouwig om.

Het kerstfeest was een gezellige boel. Ze hadden dan ook als familie een pittig jaar achter de rug. De zus van haar moeder was onverwacht gestorven aan een hartaanval begin mei. Vijftig was ze. Ze hadden haar gevonden in de gracht rond het fort. Ze was gaan joggen, had waarschijnlijk even pauze genomen op een van de kleine steigertjes voor de vissers, en daar was het gebeurd. Ze was op slag dood.

Dat was het meest dramatische geweest van afgelopen jaar, maar om de twee weken was er wel een klein euvel geweest waardoor de familie bij elkaar kwam, en niet meer wist wat te zeggen. Niemand had dan ook veel zin gehad in kerst dit jaar. Maar misschien daarom dat alles zo rustig en harmonieus verliep. Niemand had nood aan het gevit dat hun gezin meestal kenmerkte. Ruzies om de regels van gezelschapsspelletjes leken dit jaar voor iedereen te triviaal. Iedereen was al lang bij dat er een gezelschapsspelletje was om de stilte te vullen.

En zij, ja zij vooral had nood aan oppervlakkige chitchat en voelde dit jaar niet de behoefte alle wereldproblematieken op tafel te gooien, zoals ze dat andere jaren wel deed. De oorlog in Syrië, met pas nog de slachtpartijen in Aleppo, de vluchtelingenstroom die sinds de Tweede Wereldoorlog nog nooit zo groot is geweest, het verdubbeld aantal daklozen in Brussel, waaronder meer dan 600 kinderen, de verkiezing van Donald Trump, de smeltende Noordpool, die twee keer zo snel dan verwacht aan het smelten was, ze had het er niet over met haar familie dit jaar. Zelfs niet over de aanslagen. Want net die hadden haar in dit lastig parket gebracht, zo vermoedde ze.

Toen op 22 maart 2016 twee bommen ontploften in de luchthaven van Zaventem, en één in metrostation Maalbeek, nog geen twee kilometer van haar thuis, wou ze nog maar één ding: geloven in de universele liefde. Ze maakte een tinderprofiel aan en beloofde zichzelf en de mensheid dat ze het hele jaar lang elke week aan iemand de liefde zou schenken. Ze zou geen hoer zijn, want die vroegen geld voor hun diensten. Ze zou ook zelf kiezen in welke vorm die liefde zich zou uiten: een hartverwarmend gesprek met iemand, een tedere knuffel, hartstochtelijk zoenen, of, als de man in kwestie haar echt zou bevallen, de liefde bedrijven. Ze had voor dit laatste uiteraard steeds een condoom gebruikt, maar een condoom biedt maar voor 98% bescherming, zelfs als je hem helemaal correct gebruikt…. In haar leven had ze al meer dan 100 keer gevreeën, dus het was statistisch te verklaren dat ze dit jaar zwanger was.

Dit jaar verliep het kerstfeest zo harmonieus, dat er zelfs geen ruzie was over wanneer de cadeautjes moesten worden opengemaakt. Als het aan haar kleinste broer lag, werden de cadeautjes al tijdens het aperitief van hun verpakking ontdaan. Maar dit jaar had hij er met geen woord over gerept tijdens het smikkelen van de ovenhapjes. Haar kleinste broer kreeg meestal na de soep bijval van haar oudere zus, en na het voorgerecht was meestal ook haar jongere zus van mening dat het nu écht tijd was voor de cadeautjes. Maar het was pas na de hoofdmaaltijd dat ook zij, haar mama en haar papa het eens waren met de zeurende bende, en het pakjes openen begon. Maar dit jaar wachtte haar broer en haar zussen netjes tot na de ovenschotel met spruiten en witlof om te suggereren dat het misschien het goede moment was om te kijken wat iedereen voor elkaar had gekocht dit jaar? Zij kreeg een boek: ‘Kairos, een nieuwe bevlogenheid’ van Joke J. Hermsen. Over Kairos, de god van ‘het geschikte ogenblik’. De zwangerschapstest had ze op geen ironischer moment kunnen doen dan vandaag… Ze had het niet voor zichzelf gedaan, maar voor een vriendin. Die was zo overstuur deze ochtend, toen ze ontdekte dat ze zwanger was van haar ex, dat ze haar had opgebeld met de vraag onmiddellijk te komen en twee zwangerschapstesten mee te nemen. Ze was op haar fiets gesprongen, naar de apotheker gereden, en had braaf samen met haar vriendin nogmaals de test afgenomen, zij ook, zodat ze zeker wisten dat zo’n test ook een negatief signaal kon geven. Het was anders uitgedraaid…

Na de cadeautjes kwam het dessert. Haar moeder had een traditionele kerstijsstronk voorzien. Die werd begoten met zelfgemaakte chocoladesaus met amaretto in. En dit jaar kwam haar broer op het idee er ook nog stukjes banaan bij te eten. Een kerst-banana-split. Ze kon er niet genoeg van krijgen. Ze at wel zeker vier stukken! Daarna plofte ze neer in de zetel. Ze nam haar cadeautje erbij, sloeg willekeurig een bladzijde open, pagina achtenzeventig. Ze las: “Achter de zin ‘ons is een kind geboren’ gloort de belofte van een nieuw begin, stelt Hannah Arendt in The human condition, dat letterlijk wonderbaarlijk is, omdat het kind louter door geboren te worden de hoop en de mogelijkheid van verandering reeds in zich draagt. Ze noemt dit beginnen het wonder dat de wereld redt.” De poes kroop op haar schoot. ‘Die poes verwarmt nu dus niet alleen mij, maar ook een klein wezentje,’ dacht ze. Hoe kon ze achterhalen wie de vader was? Als hij op zijn papa zou lijken, zou het niet moeilijk zijn. Als het kindje zwart kroezelhaar had en een caramelkleurige huid, was de papa Mohammed. Had het daarentegen zwart stijl haar en spleetoogjes, was het van Chang. Als het een zwart kindje was, was het kindje verwekt door Dieudonné. Mmm, of door Bob, de Amerikaan. Als het Russisch sprak dan… kindjes spreken nog niet. Het zou ook nog rosse krullen kunnen hebben, van die Fin deze zomer, of een grote haviksneus, zoals de Colombiaan die erg hard op zijn indiaanse voorouders leek. Als het kindje op zijn papa leek, zou ze het snel weten, want ze had met bijzonder uiteenlopende mannen de liefde bedreven dit jaar. Zij was niet de enige die na de aanslagen wilde cocoonen en geborgenheid zocht. De mannen die ze elke week opnieuw had ontmoet, waren blij met het warme hart dat ze in hun handen kregen.

De poes lag rustig te spinnen op haar buik. Krampen. Te veel ijsstronk gegeten. Heel heel harde krampen. Hoe lang was ze zwanger? Zou het kunnen dat ze… Eum, twaalf min negen is drie is maart. De aanslagen waren tweeëntwintig maart gebeurd. De dag daarna is ze met haar grote liefdesplan begonnen. De eerste aan wie ze haar liefde had geschonken was Mohammed, zoon van een koppel dat in de jaren zeventig van Tanger naar Brussel was verhuisd. Sprak niet meer met zijn broer omdat die geradicaliseerd was en had des te meer last van de aanslagen omdat hij besefte dat hij ook zijn broer had kunnen zien verschijnen op die foto van de daders in de vertrekhal. Zij was zo onder de indruk van zijn amandelvormige ogen, zijn volle lippen, zijn mokka-huid, zijn zwarte krullen, zijn lange, magere gestalte, dat ze voor de volledige liefde was gegaan. Toen hij klaarkwam fluisterde hij ‘je t’aime’ in haar oor, en dat moet ongeveer het laatste zijn wat ze van hem had gehoord. Voor een kortstondig moment kon hij liefde geven, maar het gezinsdrama waar hij in zat had hem zo verbitterd gemaakt dat hij geen lange intieme verbintenissen aan kon gaan. 23 maart plus negen maanden… Zwangerschappen worden niet in maanden geteld, maar in weken. Veertig weken. Ze nam haar agenda erbij en begon te tellen. De aanslagen waren in de week van Pasen. Van Pasen tot Kerstmis 2016 was exact veertig weken… Kairos, de god van het geschikte moment. Aaaauuuuu.. het voelde alsof Kairos zelf via haar bekken naar buiten probeerde te kruipen. Dit konden geen krampen van de ijsstronk zijn….

Mohammed was de vader, dat kon niet anders. De tweede man die ze in het warmste van haar lichaam had toegelaten, was Chang geweest, midden juli. Zeven plus negen is zestien is april: uitgesloten. Dan kon ze haar ouders toch al een naam geven op weg naar het ziekenhuis. Haar ouders wisten niet of ze boos of verdrietig of blij moesten zijn, haar zussen en broer evenmin. Dus waren ze maar gewoon rustig en harmonieus, alsof het de normaalste zaak van de wereld was dat je niet naar de middernachtmis reed op kerstavond, maar naar het ziekenhuis, om een kindje op de wereld te helpen zetten.

Tien uur later werd een kerngezonde baby geboren. Eenmaal op de kamer, met de baby op haar borsten, reikte haar vader haar haar smartphone aan.
‘Zou je die… eum… Mohammed eens niet bellen? Of moeten we op het geboortekaartje zetten dat het hier om de tweede zoon van de Heilige Geest gaat?’
Haar jongste broer apprecieerde dit soort humor. Hij nam de voorzet met plezier aan:
‘Trotste grote broer Jezus meldt u de geboorte van …’
‘Ja, daar zegt ge zoiets.’ Haar moeder. ‘Hoe gaat ge hem noemen?’
‘Misschien moet ik dat met de vader overleggen?’
Ze zocht tussen haar contacten naar Mohammed Tinder.
‘En wat het geboortekaartje betreft, zet daar maar op “Dit is het wonder dat de wereld redt.” Quote Hannah Arendt.’
Terwijl ze de telefoon hoorde overgaan, bedacht ze zich dat ze één ding met haar hand op haar hart kon zweren: dit was een echte liefdesbaby.

Westerse Woestijn-Kerst

Dit verhaal werd geschreven tijdens een schrijfreis naar de Westerse Woestijn, begeleid door Hilde Keteleer. Kerstmis viel in 2015 samen met de geboortedag van Mohammed. Dit gegeven was aanleiding voor dit kerstverhaal. Als u dit een mooi verhaal vindt, zou het fijn zijn als u een centje wil doneren aan de gids Hamada, zonder wie deze reis onmogelijk was. Klik hier voor de crowdfunding. Ja, uw bijdrage maakt het verschil!

Het gebeurt niet vaak, maar dit jaar vallen de maankalender en de zonnekalender op zo’n manier samen dat de profeet Mohammed en de profeet Jezus op dezelfde dag verjaren. Op 24 december 2015 zitten christenen, moslims en atheïstische cultuurliefhebbers samen rond een kampvuur in de oase Bahariya. De lokale oasebewoners hebben een Arabische luit meegenomen, een tabala en Arabische poëzie, de westerse toeristen hebben een melodica belcanto bij, een blokfluit en het kerstverhaal. Ik zou het liefst schrijven dat ik tot geen van de twee groepen behoor, maar mijn lange rosse haren wapperen zonder hoofddoek in de wind, mijn rode lippen lachen onbedekt door een niqaab naar het vuur, dus ik ben een van die toeristen. Het enige wat ik versta van de Arabische poëzie is ‘Babylon’, en hoe ze een woordspeling maken met ‘Baab’ – wat deur betekent. Mijn hersenen kronkelen om die twee woorden heen en verzinnen een nieuw gedicht: in de stad waar ze dachten de spraakverwarring de wereld uit te kunnen helpen door een toren te bouwen, bleek een deur die plots opengaat meer geluk te betekenen dan een spits in de wolken.
Twee jaar geleden was ik ook in Egypte. Toen was het een land vol hoop. De revolutie was net achter de rug, de lente was Arabisch. Morsi was aan de macht, tot onvrede van velen, maar men wist zeker dat er een nieuwe revolutie zou komen, en dan zou de democratie winnen. Er is inderdaad nog een revolutie gekomen, of beter: een staatsgreep, het leger heeft gewonnen. Het is droevig om nu de gevolgen te zien: de bevolking wordt alsmaar armer, de regering investeert alleen in prestigeprojecten en heeft geen aandacht voor sociale maatregelen. De dadels werden dit jaar aan de helft van de prijs verkocht. Er zijn geen toeristen meer. Wij zijn de enige in het lege hotel. En wij worden beschouwd als staatsgevaarlijk. Nota bene vandaag, 24 december, de dag dat Mohammed en Jezus samen een verjaardagsfeestje geven, worden wij bewaakt door een politieagent. Ik hoopte deze ochtend dat in zijn zwarte koffertje een klarinet zat, zoals in mijn rode koffertje een melodica belcanto zit. Maar hij moest hartelijk lachen toen hij zag dat uit mijn wapenkist een keyboard kwam. Hij moet ook hartelijk lachen om ons kerstverhaal. Een profeet die geboren wordt tussen een os en een ezel! Om je te bescheuren. Wat verderop in de straat staat een legertank tussen de palmbomen.
Toen ik twee jaar geleden naar Egypte kwam, waren er ook veel wapens en tanks op straat. Toen was dat iets vreemds voor mij. Nu niet. In mijn eigen stad, Brussel, staan er ook tanks op straat en lopen er ook militairen rond om iedereen die er vreemd uitziet in het oog te houden. Arabieren worden in mijn land hetzelfde bekeken als ik in Egypte: mogelijk staatsgevaarlijk, potentiële terroristen. Voor Brussel en de Westelijke woestijn geldt hetzelfde reisadvies: negatief.
De man die op de luit speelt heb ik nog niet eerder gezien. Hij is een nonkel van onze gidsen. Hij is groot, hij moet bijna twee meter zijn. Hij heeft een rood-wit geruite bedoeïensjaal rond zijn hoofd geknoopt. Ik vind niets zo aantrekkelijk als een man die muziek speelt. De concentratie in zijn ogen, de gevoeligheid in zijn vingers, de sensitiviteit van zijn spel. Tot nu toe hadden de Arabische ballades en de westerse kerstliedjes afwisselend geklonken. Ik durf niet goed, maar doe het toch. Ik neem mijn melodica belcanto en ga naast de muzikant zitten. Ik kan het niet laten zijn vingers te screenen: geen ring. Ik zoek de basisnoot, de zich herhalende akkoordenschema’s. Hij lijkt mij eerst niet op te merken. Ik probeer zo subtiel mogelijk mijn klanken met de zijne te vermengen. Het zijn anderen die hun fototoestellen bovenhalen en deze smeltkroes beginnen te fotograferen en filmen. De muzikant blijkt dan toch de nieuwe klanken te horen en kijkt af en toe naast zich, lacht. Ik verlies besef van tijd en plaats en heb geen idee hoe lang we samen spelen.
Als onze muziek stopt, staat hij op en wandelt weg. Dat was het dan, denk ik, de romantiek van duizend-en-één-nacht is niet aan mij besteed. Ik zie hem wat verder met onze gids praten. Een week zijn we met hem de Westelijke woestijn in getrokken, en zwervend door de Witte Woestijn, de Zwarte Woestijn en de Kristalbergen hebben we gepraat over alles waar woorden voor bestaan. Van geld tot politiek, tot intimiteit, tot dromen en verdriet. We bleken allemaal mensen te zijn. Hij heeft mij ook ontfutseld dat ik een alleenstaande vrouw ben, met kinderwens. En dat ik enkele woorden Arabisch spreek: ‘ochtend vol jasmijnen’, ‘hart’ en ‘liefde’.
Ik slurp van mijn warme chocomelk. De muzikant komt terug. Zet zich weer naast me. Speelt niet meer op zijn luit. Spreekt. Zijn Engels is best oké.
‘You have nice shoes.’
Het is een feit dat ik slecht ben met sleffers, en liever zware bottines draag.
‘How come you are so quiet?’
Dat zeggen wel meer mensen tegen me, dat ik rustig ben, terwijl ik mijzelf allesbehalve als rustig ervaar.
‘How tall are you?’
We gaan naast elkaar staan. Hij is zeker tien centimeter groter dan ik.
‘We have to marry each other.’
Ik geloof niet in staartsterren, ik geloof niet in goden die mensenvrouwen kunnen bevruchten, maar ik geloof wel in de liefde. En dat die bestaat, over frontlinies heen.
De agent met zijn zwarte koffertje zit ook nog steeds rond het vuur. De gel die hij deze ochtend in zijn haar heeft gesmeerd, houdt het niet meer en zwarte lokken beginnen voor zijn ogen te vallen. Zijn shift duurt nog tot negen uur. Dus ik en de muzikant praten, over Brussel en Bahariya, over dadels en chocolade, over palmbomen en beukenbomen, over water en zand. Over kinderen. Hij wil graag vader worden. Ik wil graag moeder worden. Wij hebben nu nog maar één ding nodig: geloof. Geloof dat het mogelijk is dat een man en een vrouw uit twee verschillende culturen, samen in een nieuwe cultuur kunnen leven. Zelfs als die culturen elkaar onder schot houden. Geloof dat mensen het kunnen winnen van papieren. Geloof dat God niet in de hemel woont, maar in de relatie tussen twee mensen. Geloof dat de geboorte van een kind, altijd opnieuw, de geboorte is van de toekomst.
De politieagent is naar huis. De andere gasten zijn naar hun gezin teruggereden. De jongens van het hotel liggen te ronken in een kamer achter ons. Ik en de muzikant en een gloeiend houtblok zijn de enigen die nog naar de sterren kijken.
‘Zie je een staartster?’ vraag ik hem.
‘Nee,’ zegt hij, ‘maar ik zie wel een boodschapper uit de hemel’.
Zijn lippen vertellen mijn lippen die blijde boodschap.
‘Ik wil bevallen in België’, fluister ik nog.
‘Yeah sure’, murmelt hij.
En de rest is toekomstmuziek.

Vergeet niet een centje te doneren als u dit een mooi verhaal vond! Klik hier! Zonder de jeep van Hamada was dit verhaal nooit geschreven en had u er niet van kunnen genieten! Klik hier!


Copyright © Leen De Graeve 2015
met dank aan Hilde Keteleer en Marijn Sebrechts voor de inspiratie. Fictie gebaseerd op ware gebeurtenissen.

Kerstverhaal Brussel 2013

Tien voor elf is het. Nog iets meer dan een uur en dan gaan de vijf klokkentorens in de buurt om ter luidst de middernachtsmis aankondigen. Om de stilte die nu in huis hangt te doorbreken, slurp ik van mijn kop thee. Sinaasappel met honing en een speculaasje erbij. Zoete dingen, dat apprecieer ik in de winter het meest. Smaakt goed na de wortelpuree van daarnet. Dat was een restje van gisteren. Ik heb er ook een tosti kaas bij gemaakt. Zo zou hij dat noemen, denk ik, Henk, een ‘tosti kaas’, terwijl ik het zelf een ‘vegetarische croque monsieur’ noem. De laatste keer dat hij hier was, hebben we samen wortelpuree gegeten. Ik vraag me af of ik het daarom vandaag ook gemaakt heb. Een onbewuste associatie. Mijn maag rispt op. Die sinaasappelthee komt niet uit een zakje. Heb ik ook van hem geleerd. Hebben we in het begin veel ruzie om gemaakt. Hij weigerde geprepareerde theebuiltjes te kopen. Het moesten altijd losse kruiden zijn. Goedkoper en verser, volgens hem. Na vijf jaar neem je dat dan over, zo’n gewoontes. Ik vraag me af wat hij vanavond doet. Of hij toch weer naar zijn vader en moeder is gegaan. Of hij daar in dat rode gecraqueleerde salon ovenhapjes zit te eten die zijn moeder de dag zelf nog in de supermarkt is gaan halen. Als er al ovenhapjes zijn. Zou ze dit keer zelf gekookt hebben? Of zouden ze weer naar het frietkot gaan, zoals drie jaar geleden, de enige keer dat hij mij zover heeft gekregen ook de reis naar Rotterdam te maken. Mee het huis binnen, een doodnormaal rijtjeshuis. Ik had een grot verwacht na alle beschrijvingen die hij me had gegeven. Ze had gestofzuigd, zijn moeder, en het enige vuil dat ik vond was een pizzakorst achter de zetel. En wat ondefinieerbare bruine korrels in een scheur in het rode leer. Ik heb toen later op de avond gedaan alsof ik een brok vispastei van het bladerdeeg had laten vallen, de kruimeldief gezocht en de zetel schoon gemaakt. Toen waren ze er alleszins wel, ovenhapjes. De rook hing tot in de woonkamer. Vorig jaar hebben we kerst met z’n tweeën hier thuis gevierd. Ik had zijn ouders uitgenodigd, maar hij zei me dat ze het geld niet hadden om naar Brussel te komen. Ik weet niet of dat waar was. Hij had gekookt. Steak met pepersaus, zijn specialiteit. Hij is nog chef-kok geweest. Ik kan nog steeds niet zo’n lekker vlees bakken als hij. Ik had voor kaarsjes gezorgd, en cadeautjes. Die had ik onder de kamerplant gelegd, voor een kerstboom had ik het geld niet. Hij had nog voorgesteld er eentje voor me te halen van op het Sint-Kathelijneplein. Hij weet hoe nostalgisch ik word van die dennenlucht. Mijn ouders vroeger kochten altijd de grootste boom. Zo hoog waren die dat ik er nooit een piek op kon zetten. Met mijn moeder hing ik de boom vol ballen en slingers. We bakten ook figuurtjes van zoutdeeg en die hingen we er ook in. Ik heb het recept nooit op internet opgezocht. Ik zou niet kunnen verdragen dat internet iets weet dat enkel mijn moeder wist.

Twintig na elf. Ik slurp nog eens van mijn thee. Ik heb geen muziek op gezet. In kersttrielala heb ik geen zin, koormuziek zou me te veel aan mijn vader doen denken, de poppige rockige radiostroom hoor ik al genoeg op andere avonden. De kerktorens zijn nog stil. Onze Spaanse bovenburen houden een luidruchtig feest. Heel de familie is overgekomen uit Barcelona. De hele dag al is het een binnen- en buitengeloop van kinderen, amper zichtbaar onder hun wollen mutsen, pubers die liever hun vingertoppen eraf laten vriezen dan volledige handschoenen te dragen, hun ouders die met de meest bizarre vormen van cadeaus komen aanzeulen. Ik had voor mijzelf ook een cadeautje gekocht deze avond. Ik heb het door de kassabediende laten inpakken. Ik doe het straks om twaalf uur open. Het zit nog in mijn tas. Die kamerplant van vorig jaar heeft hij meegenomen. Ik heb nog niet de tijd gehad een nieuwe te kopen. Zo’n zes weken nu leef ik in een half huis. Het verbaast me dat ik zo goed op de hoogte ben van het tijdsverloop. Ik zou niet kunnen zeggen hoeveel weken het geleden is dat ik Anja nog heb gezien, of Liesbeth. Of hoeveel weken het geleden is dat ik nog eens naar het park ben gegaan, of naar een dansvoorstelling. Ik weet ook niet hoeveel keer het kopieerapparaat op school stuk is geweest het afgelopen jaar. Maar ik weet wel hoeveel keer ik gevreeën heb het afgelopen jaar. Mo had me aangesproken terwijl ik op een bankje naar voetballende kinderen zat te kijken. Hij was eerst druk in de weer met zijn i-pod en dan begon hij, heel vriendelijk. Of ik hier vaak zat? Of ik in Brussel woonde? De blik in zijn ogen was rustig, alsof hij met het hele leven in het reine was. Brede schouders had hij, wat mij het gevoel gaf dat hij vanuit zijn hart sprak. Ik was het die zijn nummer vroeg op het einde van het gesprek. En of hij overmorgen zin had wat te gaan drinken? Het was krokusvakantie. Henk zat voor een congres in weet ik veel waar. Henk wilde niet dat ik stopte met de pil. Mo wou zeven kinderen, vertrouwde hij me toe in Bar Beton. En dat hoefde geen jaren meer te duren. Hij had een Arabisch salon in zijn kleine woonkamer. Of toch één bank bekleed met blauw fluweel en gouddraad. Ik vraag me nog steeds af hoe hij dat logge, rechthoekige meubel boven op de derde verdieping heeft gekregen. Het was even ruim en comfortabel als een tweepersoonsbed.

Twintig voor twaalf. Mijn thee is op. Ik twijfel of ik nog nieuwe moet zetten, of maar gelijk in de rode wijn vlieg. Of jenever? Er hadden wel enkele vrienden gevraagd of ik kerst niet bij hen kwam vieren. Ik geloof dat ook enkele collega’s samen gingen hokken vanavond. Ik besluit voor de jenever te gaan. De fles is al half. Ik kan me niet herinneren wanneer ik de vorige helft heb opgedronken. ‘Into the wild’ van Eddie Vedder. Die film hebben Henk en ik samen gezien. Allebei de ogen uit onze kassen gehuild en nog nooit zo goed gevreeën. Ik had Mo die film ook aangeraden. We hebben samen gezien. Hij vond er niks aan. Toen heb ik mijn keuze gemaakt. Of was dat daarvoor al, toen hij over ‘negers’ begon, toen hij zei dat zwarte mensen stonken en geen cultuur hadden. Het was alleszins nog voor Henk terug was van weet ik veel waar, dat ik Mo heb verteld dat ik niet de moeder van zijn zeven kinderen zou worden. Ik ben Henk gaan ophalen op de luchthaven. Ik maar wuiven tussen al die wachtende mensen. Hij was verbaasd. Het eerste wat ik opmerkte was zijn geur. Ik had Henk nog nooit eerder geroken. Het was een mengeling van zweet, rook en scheerschuim. Het wond me niet op, wat heel anders was dan voor hij vertrok en zijn lijf maar in geurafstand van mij moest zijn om me geil te maken. Hij kuste mij. Ik proefde chocolade.
‘Wat brengt jou hier?’
Was dat achterdocht in zijn stem?
‘Ik dacht, laat ik hem verrassen. Vind je het leuk? Hoe was het?’
Ik weet niet eens of ik toen wél wist waar hij geweest was. Bahrein, Bangladesh, Signapore, New York, Kaapstad, ik hield het niet meer bij. Als hij me eens meegenomen had… Maar daar had de firma geen geld voor, volgens hem. Ik kan nog steeds niet geloven dat hij in geen hotelbar of hotelkamer, op geen enkel reisje, nergens, een meisje… Dat is wel wat hij beweerde, toen ik het opbiechtte van Mo, dat hij nooit.

De klokken luiden. Is het toch middernacht geworden. Kan ik mijn pakje openen. Ik open mijn rugzak, neem het vierkantige cadeautje met gouden papier en een witte strik eruit. Ik laat mijn rugzak vallen en de rest van de inhoud rolt over het parket. Een predictor. Was ik al vergeten dat ik dat gekocht had. Zes weken geleden is Henk al zijn spullen komen ophalen met een kleine huurvrachtwagen. Ik was er jaloers op hoe hij zonder enig probleem door onze kleine straat manoeuvreerde. De vorige keer dat ik dat probeerde met iets dat groter was dan onze twingo, heb ik de spiegels eraf gereden. Hoe Henk al zijn meubels in zijn eentje in die vrachtwagen kon laden. Dat heeft me altijd gefascineerd aan hem: dat zo’n intelligente man zo’n sterk en soepel lijf kan hebben. Ik ben al zes weken niet meer ongesteld geweest. Ik urineer eerst, en doe dan het pakje open. Een nieuwe cd van Eddie Vedder. Ik zet hem meteen op. Ik kijk naar de predictor. Een roze lijn. Om zeker te zijn kijk ik nog eens in de gebruiksaanwijzing. Het betekent wel degelijk dat ik zwanger ben. Ik heb spijt dat ik geen twee predictors heb gekocht. Dit kan onmogelijk waar zijn. Van Henk mocht ik, zelfs na Mo, niet stoppen met de pil. Ik heb dat pas gedaan toen alles al zo goed als voorbij was. Toen we in Parijs elke dag ieder een ander museum bezochten, elke avond allebei alleen naar een ander concert gingen, toen we aan de balie van het hotel zelfs vroegen of er geen kamers voor twee waren zonder een dubbel bed dat uit één stuk bestond, heb ik besloten ermee op te houden, met die hormonen. Dat was in juli. Die vakantie was al lang van te voren geboekt en we vonden het allebei jammer van het geld om het te laten schieten. Ik wilde nog voorstellen om het tripje cadeau te doen aan zijn ouders, dan kwamen die ook hun huis nog eens uit, maar dat leek me gezien de omstandigheden ongepast. De enkele keren dat we die maanden daarna nog vreeën met elkaar, waren zo vluchtig dat hij niet eens merkte dat mijn borsten kleiner geworden waren.

De kerkklokken gaan niet meer luiden vannacht. Eddie Vedder zingt. De roze streep licht te schreeuwen op de salontafel. Ik neem nog een glas jenever. Ik denk aan al die mensen die nu in de middernachtsmis zitten. Zouden dat er veel zijn, hier in het centrum van Brussel? Zouden er nog jonge mensen bij zijn? En kinderen? Vroeger met mijn ouders was dat één van de hoogtepunten van het jaar voor mij. Midden in de nacht, door de kou, als het gesneeuwd had mocht ik op de slee, naar de kerk. En daar dan alle kinderen van mijn klas zien. Met rode wangen en druppende neuzen. De oudere kinderen die het kersttoneel speelden. Zelf heb ik een keertje engel mogen zijn. Mijn moeder had vleugels gemaakt van karton en die vol watten gekleefd. Ik mocht een witte nachtjapon van haar dragen. Die was veel te groot natuurlijk, maar mijn vader grinnikte dat dat wel bij een engel paste. Ik vraag me af of hier in Brussel ook kinderen zich verkleed hebben in Maria en Jozef en de herders en de schapen. En of er een moeder zou zijn die haar baby’tje, op het hoogtepunt van het verhaal, in de kribbe wil leggen. Ik had gehoopt dat Henk zou bellen vanavond. Het ziet ernaar uit dat ik diegene zal zijn die initiatief zal moeten nemen. ‘I love you more than you know’ zingt Eddie. Henk huurt een appartementje in Schaarbeek. Ik ben ermee heen gereden, toen met die vrachtwagen. Hij woont er op de vierde, en hij mag dan wel sterk zijn, dat leek me toch te veel werk voor een man alleen. In de vrachtwagen zette hij Studio Brussel op. Samen luisterden we altijd naar Radio Nostalgie. We zijn nog meer dan twee uur bezig geweest met al die meubels. Ik moest me inhouden om ze niet meteen op hun plaats te zetten en zijn appartement gezellig in te richten. Toen we de laatste ladenkast samen de trappen op hadden gesleurd, dat was nog niet zo eenvoudig, want we moesten ze bij elke draai in de trap over de trapleuningen heen heffen, konden we ons niet meer beheersen. Misschien was het ook het zweet, de feromonen in die traphal. Dat van die geur had zich toen al enkele maanden weer hersteld. Toen we terugkwamen van de luchthaven hebben we die nacht nog een lichamelijke verzoening gehad. Mijn lichaam is Mo sinds die nacht weer vergeten. Wat de afstand en de urenlange gesprekken en ruzies met Henk alleen maar moeilijker maakten.

Ik heb nog zes ingevroren appelstrüdels in de diepvriezer liggen. Die krijg ik mijn eentje nooit opgegeten. Zou hij nu ook alleen op zijn appartement zitten? Kijkend naar die ladenkast? Zou hij het gezellig ingericht hebben? Zou hij nieuwe vloerkleden gekocht hebben? En die kamerplant, zou hij er wel goed voor zorgen? Zou hij de onderburen vragen om hem water te geven als hij op congres was? Het is een kwartier fietsen van waar ik woon naar hem. Het sneeuwt niet. De kerstmarkt in Brussel heeft een nepsneeuw kanon moeten boven halen. Het vriest zelfs niet, geloof ik. De Spaanse buren zijn aan de kerstliederen begonnen. Een verschrikkelijke Spaanse kakafonie dringt mijn plafond door. Ik moet mijn best doen om er de melodie van ‘Stille nacht, heilige nacht’ in te herkennen. Als dat zo door gaat, slaap ik de komende drie uren nog niet. Ik houd de predictor nog eens onder de leeslamp. Het roze fluoriceert in mijn ogen. Ik haal de appelstrüdels uit de diepvriezer en stop ze in mijn rugzak. Ik zoek mijn draagbare fietslampjes en installeer ze op mijn stuur en bagagedrager. Jas, sjaal, misschien moet ik toch een andere jurk aan? Die rode met die diepe uitgesneden rug die hij zo sexy vindt? Met mijn zwarte naaldhakjes waar hij zo opgewonden van wordt? En welke panties? Nog twintig minuten duurt het voor ik tevreden ben. De Spanjaarden zingen hun versie van ‘Er is een kindeke geboren op aard’ terwijl ik extra make-up opdoe. En parfum. Zodat ik na de fietstocht niet te hard naar zweet ruik. Mijn gsm gaat.
‘Henk?’
‘Vrolijk kerstmis.’
‘Jij ook. Hoe gaat het met je? Ben je thuis?’
‘Ja.’
‘Is het goed als ik even langs fiets?’