Home

 

Ik


schrijf


maak theater


publicaties


vrienden


pers


agenda


contact


English

kortverhalen


theaterteksten


gangen voor gedachten


poëzie


Moet ik hem verlaten?


blogs

De laatste piraat

De laatste piraat

Tekst en spel: Leen De Graeve

Muziek en spel: Jempie Vermeulen

Première: 30 april 2011 in het RITS - School of Arts, Brussel

De laatste piraat – de koning van het egoïsme

 

Er is eens een meisje.

Zij ligt op het gras

en ze luistert naar het groeien van een bloem.

Ze hoort de bladen kraken.

 

Er is eens een man.

Hij ligt op zijn bed.

Zijn oude houten vel kraakt.

Hij ijlt.

Hij loopt het bos uit.

Hij is gejaagd.

Hij wordt opgejaagd.

Ze hebben hem gevonden.

Ze schreeuwen:

“Dief! Dief! Dief!”

 Honden blaffen,

uit hun monden druipt kwijl,

honden grommen:

“Wij bijten u kapot!”

Hij rent en struikelt over zijn eigen oude versleten voeten.

Zijn broek zakt af omdat zijn heupen te mager zijn geworden.

Zijn adem giert, wilde wind door een kapot zeil.

Zijn handen willen zich verankeren in de boomtakken,

zodat hij zijn lijf kan uithangen als en witte vlag:

“Ik geef mij over!

Ik geef alles terug!

Het spijt mij!”

Maar dat is te veel overgave

voor een oud rottend scheepwswrak als hij.

 

De man is de laatste piraat,

een piraat van de straat.

Hij heeft huizen gehad en die weer verlaten.

Hij heeft vrouwen gehad en die weer verlaten.

Hij heeft jobs gehad om meer te kunnen eten dan enkel de graten van de vis.

Hij heeft gewerkt voor zijn geld en het dan weer gelaten

om weer gewoon te zwerven in de straten.

Hij heeft gestolen, hij heeft gedealed

hij heeft gerookt, gesmoord, gespoten, geslikt, hij heeft zijn eigen lichaam vernield

en nu, in een laatste levensstuip is hij geknield voor haar.

 

Er is eens vrouw en er is eens een man

en ze liggen op bed.

Zij droomt.

Zij ligt op het gras en luistert naar het groeien van een bloem.

De bloemblaadjes worden wit, dat kan je horen.

De jonge wortels knisperen tussen de aardkorrels door.

 

Hij heeft haar geroofd uit het schipperskwartier.

Hij was de enige schipper scheeps genoeg om haar donkere kusten te bevaren.

Normaal moet je veel betalen voor zo’n exotische droom,

maar hij is een rover, een krijger, een nemer.

Hij praatte over de gouden dukaten die te lagen rapen in zijn land van eenzaamheid,

hij praatte over de gouden trots van een man die zijn hele leven zonder anderen doorkwam,

hij zong alle liederen uit zijn hard bestaan,

hij liet haar de wind proeven die zijn vel verweerd had,

hij toonde haar alle messen die zijn ziel bezeerd hadden.

 

Ze luisterde met haar grote zwarte oren en zei:

no, I don’t go with you,

you gonna pay me or you gonna leave me now,

I’ve got a job to do.

 

Hij had niet opgegeven na die eerste nederlaag,

 hij had gevochten voor haar,

voor haar gracieuze schoonheid,

voor haar geschonden maar schitterende lijf

voor haar zwarte vel, haar volle borsten en het litteken op haar rug,

een roze sliert woekerend vel, een egelslang, een slang vol cactusnaalden kronkelend rond haar ruggengraat.

Op de zevende zondag zei ze:

yes, allright, I’ll go with you.

For one night.

En ze gingen zwemmen in het Galgeweel.

Tussen de Antwerpse modder en het slijk gleed zij als een zwarte waternimf.

Ze vertelde hem haar leven.

Zij was een Ethiopische koningin.

 “I used to be a Queen.”

had ze niet in het Nederlands gezegd.

“I used to be a Queen in Ethiopia.”

Met zijn verweerde handen vol eelt streelde hij de slang op haar rug.

Ze beefde. Stug vertelde hij hoe hij zelf leefde:

 “Ik ben de laatste piraat.

Ik leef van wat ik roof.

Niemand heeft ooit gezorgd voor mij,

dus zorg ik voor mijzelf.

Ik ga sterven.

Iemand moet mijn schat erven.

Wil jij mijn laatste liefde zijn?

Wil je bij mij blijven tot de dood?”

Zij sloot haar ogen:

"I used to dream I’d be a Queen

and there would be a king for me

but then one night

there came this knight

who put his sword in me

I bled.

I cried.

I died inside

No ever more is there space in me

for kings and fairy tale philosophy.

So don’t ever tell me stories about love.

Give me my money or fuck off.”

Hij luisterde en fluisterde daarna met zijn schorre stem

 “Ik ga sterven, dit jaar,

daarom wil ik dat je bij mij blijft.

If you love me till I die,

I’ll buy you free,

no more fucking.

And if I die,

you’ll get all my money.”

“Life is a bitch!”

 

Life is a bitch

and we’re all gonna die

so please be sweet

and stay by my side.

 

Hij ligt op zijn bed.

Hij kijkt naar zijn koningin.

Ze is prachtig zwart en groot.

Ze is slank en stevig.

Ze is rustig nu, maar hij weet dat ze hevig kan waaien in de wind.

Nu slaapt ze, rust ze, ligt ze tegen hem aan.

Nu bevaart zijn hand haar ravenzwarte dij.

De cactusslang op haar rug slaapt veilig tegen zijn buik.

Haar gouden oorring drukt op zijn hand onder haar hoofd.

Zijn eigen oorringen tinkelen in de wind die het raam komt binnengekropen.

 

 

Ze wordt wakker, his Ehtiopian Queen.

Ze opent haar ogen en wordt voor de 211ste ochtend verliefd op de eerste persoon die ze ziet: hij.

Zij droomde vannacht over het groeien van een bloem

en nu voelt ze, het groeien van hun kind.

Hij staat recht op zijn oude, krakende benen

en krast met zijn versleten stem:

“Come my queen, my love, I’ll give you all the money of my kingdom.”

“Will you die soon?”

vraagt ze en hij knikt:

Today.”

Na 211 zachte nachten en dagen komt vandaag het verwachte einde.

“But I don’t want you to die anymore.”

 

 


Ze wandelen door het Sint-Annabos op linkeroever.

De laatste piraat heeft veel goud geroofd in zijn leven,

van bejaarden bijna dood.

Hij heeft zijn schat begraven tussen de wortels van de bomen

onder een stukje bosgrond vol witte bloemen.

Hij legt zich neer op het mos

tussen de witte bloemblaadjes

en graaft in de losse aarde

met zijn trillende handen,

ze moet hem helpen tillen.

Hij heeft geen kracht meer.

Een grote koffer met honderden gouden ringen en armbanden en kettingen en broches

graven ze de bosaarde uit.

De Ethiopische koningin krijgt eindelijk de sierraden die ze verdient.

Als zwarte prinses werd haar land en lichaam onteigend,

maar nu wordt zij eindelijk rijk

van dit goud uit het slijk opgevist,

ze krijgt haar schat van de laatste piraat,

die weldra zelf de aarde in gaat.

Hij ligt onder de boom,

zijn adem fel stotend.

Het kind in haar buik schopt wild.

Deze stervende man was de koning van het egoïsme,

die leefde zonder god noch gebod

en nu zijn oude botten bijna breken

is hij verknocht aan deze vrouw

en wilde hij dat hij zijn kind kon zien

en haar meer liefde kon geven in plaats van goud.

 

 

Onder de bomen op het Sint-Annabos in linkeroever

voelt zij de laatste zucht uit zijn mond komen.

Tenmidden van de gouden ringen,

zoent ze zijn witte vel.

 “My love, don’t die, you’re the only one

in my entire life that didn’t lie to me.

I don’t need the honesty of your death anymore to believe you,

to believe you’re true.

Please, my love, please live.”

Zij kust zijn oude lippen.

Hij geeft zijn laatste zoen.

En dan sterft zijn roversziel

en moet zij zijn dode ogen toe doen.

She’s an Ethiopian Queen.

Rich in the end, but

forever without a king.