Home

 

Ik


schrijf


maak theater


publicaties


vrienden


pers


agenda


contact


English

kortverhalen


theaterteksten


gangen voor gedachten


poëzie


Moet ik hem verlaten?


blogs

Red Star Line Stories Red Star Line Stories

Tekst: Leen De Graeve

Spel: Robbert Vervloet

Première: 18 april 2012, Red Star Line-site Antwerpen

De verloren koffers van de red star line

Fragmenten

 

Een koffer vol wol, sokken, tabak en brieven.

 

Goeiemiddag/goeienavond,

 

Zoveel volk zeg.

Dat ben ik nie gewoon.

We hebben chance met ’t weer.

Pas op, als’t geregend had, ik had hier ook gestaan.

Ik werk in weer en wind.

Behalve als ’t stormt, dan blijf ik binnen.

Chance varen de boten dan nie uit.

Als ’t dondert en bliksemt dan zit ik te beven op mijn zolderkamerke.

Da moet ge nu nie aan de grote klok hangen,

maar ik ben nogal nen bange.

Maar vandaag hebben we chance met ’t weer.

 

Ze hebben mij gevraagd vandaag om wat over mijn job te vertellen.

Ik heb wat fichkes meegepakt.

Mijn job is feitelijk heel simpel.

Ik sta op de kade, op de Rijnkaai, en ik interview de mensen die aan boord gaan van de Red Star Line, den traffiek naar den Ameriek.

Ik stel hen drie vragen:

Naam – beroep – bestemming

En dat geef ik door aan het ministerie in Brussel.

Ik zal hier een korte demonstratie geven.

 

Robbert zou bij wijze van voorbeeld deze vragen kunnen stellen aan het publiek.

Meneer, mag ik vragen, wat is uw naam? Beroep? Bestemming?”

 

Bestemming, dat vinden de mensen de moeilijkste vraag.

Ik krijg allerlei antwoorden.

Mijn ouders.

Mijn man.

Geld.

Goud.

Een beter leven.

Avontuur.

Vrijheid.

Nee, zeg ik dan,

filosofie, psychologie, dat interesseert mij nie,

ik moet weten van waar naar waar dat de mensen gaan.

Aardrijkskunde.

Wommelgem – Philadelphia.

Antwerpen – New York

Helder.

Simpel.

 

Ik ben met mijn job begonnen in 1896.

Toen voeren de boten van de Red Star Line al 23 jaar van Antwerpen naar Amerika en terug.

Het Ministerie wilde weten wie al die emigranten waren en toen hebben ze mij in dienst genomen.

Ik sta op de kaai en

ik schrijf alles op fichkes:

naam – beroep – bestemming

 

Robbert haalt een fichke boven. Imiteert een dialoog met Jacobus Verelst

 

- Naam?

- Jacobus Verelst

- Beroep?

- Eum. Wat ik nu doe? Of wat ik ga doen in Amerika?

- Allebei.

- Ik werkte in Antwerpen als treinconducteur en ik word houthakker. In plaats van over de sporen te rijden, ga ik nu de sporen maken. Zo is dat in Amerika eh, alles moet daar nog opgebouwd worden.

- Bestemming?

- Mijn broer en zijn familie.

- Waar wonen die?

- In de bossen van Michigan.

- Naam van het dorp.

- Mastodon.

 

Jacobus Verelst is naar Amerika vertrokken zonder koffer.

Als de boot vertrekt, zit mijn officiële job erop,

en is ’t tijd om mijn bonussen op te strijken.

Als ge voor de overheid werkt en ge wilt rijk worden, moet ge een beetje creatief zijn.

Bij iedere uitvaart zijn er wel een stuk of twintig-dertig die hun koffer vergeten.

Er kan bijna 900 man op zo’n boot.

Dan blijft er al eens een valiezeke staan op de kade.

 

Aan die koffer van Jacobus hing zo’n schoon bagage labeltje.

Red Star Line Antwerp

AntwerpPhiladelphia

Wanted Baggage

En een rode ster, met in ’t midden, in witte letters met een witte cirkel rond:

Tourist.

Ik heb thuis al een muur volhangen met van die labeltjes.

De koffer van Jacobus zat vol wol, sokken en helemaal van onder in een dubbele bodem: tabak.

Dat vind ik interessanter dan voedselcheques.

En brieven.

 

Robbert leest voor.

[...]

Een mooi koffertje vol citroenen en jurkjes

 

De mooiste koffer die ik ooit gevonden heb, is van Miranda Koekenbakker.

Zij was negen jaar toen ze naar Amerika vertrok en twaalf jaar toen ze weer terugkwam en haar koffer kwijt speelde in de loodsen op de Rijnkaai.

Die koffer zat vol citroenen.

En daaronder kleren.

Ik denk van Miranda en van haar moeder.

Zo’n vrouwenkledij had ik hier nog nooit gezien:

Een broek gemaakt van een stof die ik niet ken. Blauw, stevig materiaal. En ’t strafste van al: in de hoeken van de broekzakken waren ijzeren knopen geklopt. In haar dagboekske spreekt Miranda over Jeans.

In dat koffertje zaten ook allemaal fleurige kleedjes.

Die waren nie lang genoeg om tot onder de knie te geraken.

En potskes met pauwenveren.

En een sigarettenhouder!

In de koffer van een vrouw!

Ik heb hier in Antwerpen nog nooit een vrouw zien roken. Zeker geen welgestelde vrouw.

Lippenstift: diep rood, diep bruinrood en oranje.

Zwarte oogpotloden.

Schoenen met rubberen zolen.

Schoenen met wielen onder!

En ook ne zak gepofte maïs.

In haar dagboekske sta:

“Ik ben vandaag naar de cinema geweest en ik heb een grote zak popcorn gekregen.”

Popcorn? ‘k Heb nog nooit zo’n schoon woord gehoord voor kiekenfret.

Nie moeilijk dat de mensen in Amerika zoveel kunnen sparen, als ze het eten van de kippen opeten!

Helemaal vanonder in het kofferke zat ’t strafste van al:

Twee elastiekskes met daaraan vastgemaakt twee lappen stof ter grote van een vrouwenborst, met twee kromme stukskes ijzer in.

Dat heb ik opgehangen in mijn kamer.

 

Robbert leest voor uit het dagboek:

[...]