Home

 

Ik


schrijf


maak theater


publicaties


vrienden


pers


agenda


contact


English

kortverhalen


theaterteksten


gangen voor gedachten


poëzie


Moet ik hem verlaten?


blogs

Repetitie nummer een©Marc Vermeulen

 

Repetitie #1

Tekst en regie: Leen De Graeve

Spel: Lola Bogaert, Karlien Torfs, Kirsten van den Hoorn, Sid van Oerle

Première: 21 april in het RITS, Brussel

 

1.      De onderdrukte man: het verleden 

 

Kirsten, Lola, Karlien en Sid in een repetitielokaal.

Ki:       Zo, Sid, we hebben lang moeten zoeken, maar ik heb een stuk gevonden van een mannelijke schrijver waar een man de hoofdrol heeft. ’t Is van ene William Shakespeare, kennen jullie die?

 

L:        Nee, zegt me niks.

 

Ka:      Ik heb er al van gehoord ja. Ik geloof dat ik één werk van hem gelezen heb.

 

Ki:       Goed eh?

 

Ka:      Ja, heel goed.

 

Ki:       Ik heb hem ontdekt in een encyclopedie over Vergeten Mannelijke Schrijvers. Ik ben naar het VTi gegaan om,

 

L:        Het wat?

 

Ki:       Het Vlaams Theater Instituut.

 

Ka:      De grootste theaterbibliotheek van Vlaanderen. Ze hebben daar alles.

 

Ki:       In Nederland heb je het TIN – Nederlands Instituut Theater. Dat is zoals het VTi, maar dan tien keer zo groot. Zit in Amsterdam. Maar ik ben dus in Brussel naar het VTi gegaan om, zoals je vroeg, Sid, een stuk te zoeken dat én door een man geschreven is, én over een man gaat, liefst nog historisch.

 

L:        Veel gevonden?

 

Ki:       Ik ben er niet onvoorbereid heen gegaan. Ik heb thuis namelijk een encyclopedie: Mannelijke Toneelauteurs. Je zou ervan staan kijken hoeveel mannen er geschreven hebben. Er worden 204 auteurs besproken in dat boek. Het begint in de tiende eeuw en gaat tot de jaren ’70 van de twintigste eeuw.

Ik heb al die tweehonderd en vier mannen ingetypt in de zoekmachine van het VTi,

en voor maar zevenendertig had ik een positief zoekresultaat.

Meestal had de bibliotheek maar één of twee van hun stukken, niet eens vertaald.

 

L:        Tweehonderd en vier? In die encyclopedie? Ik wist niet dat er zoveel mannen geschreven hadden.

 

Ki:       Om een referentiekader te geven: in dat boek staat een tijdlijn met zowel mannelijke als vrouwelijke schrijvers. 80 vrouwelijke schrijfsters vermelden ze. Ik heb die ook ingetypt in de zoekmachine van het VTi. Alle 80 waren vertegenwoordigd in de bibliotheek.

Dat betekent: 100 procent van de vrouwen is vertegenwoordigd, 18 procent van de mannen.

Ik stap naar de directrice toe, ik confronteer haar met die cijfers, ik vraag:

“Hoe komt dat?”

“Ja, zegt die vrouw, ze biedt mij een kopje koffie aan, wat koekjes, “uw boek is waarschijnlijk internationaal. Wij documenteren enkel de situatie in Vlaanderen.”

“Dat kan wel waar zijn”, zeg ik, “maar Ludmila Petrushevskaya, Alma De Groen, Barbara Garson, Mary O’Malley, Dacia Maraini, Eeva Lissa Manner, Françoise Sagan, die hebt u allemaal wel.”

Ze zit heftig te knikken.

“En Albert Camus, Thomas Bernhard, Dario Fo, Hendrik Ibsen, David Mamet, ik vind ze niet terug in uw catalogus.”

“Ja”, zegt zij, “dat zal dan komen omdat die in Vlaanderen niet opgevoerd worden.”

 

L:        Jij hebt veel moeite gedaan.

 

Ka:      Ge moogt content zijn Sid, niet iedere vrouw zou daarvoor openstaan.

 

Ki:       Shakespeare dus. Ik zal even kaderen. Hij leefde in dezelfde periode als Mary Sidney Herbert, Elizabeth Tanfield Cary, Henrietta Maria of France (Queen of England). Een kleine honderd jaar voor Aphra Behn. Hij heeft 46 werken geschreven in totaal.

 

L:        Zo zo.

 

Ki:       Ja, ja.

 

K:        Hoeveel heeft Aphra Behn er geschreven? Is dat niet een vijftigtal?

 

D:        Hoe komt dat die Shakespeare vergeten is?

 

Ka:      Misschien zijn zijn werken minder goed?

 

L:        Dat is het probleem met mannen: ze schrijven meestal minder goed.

 

Ki:       Die Shakespaere vind ik echt kwaliteit.

 

L:        Schandalig dat we die nu pas ontdekken.

 

Ki:       Hij staat bekend als de eerste mannelijke toneelauteur die door te schrijven zijn brood verdiende, en dat in de 16de eeuw, toch nog een veel manonvriendelijkere periode dan nu. Toen hadden de mannen geen stemrecht, ze namen niet deel aan het sociale leven, het waren allemaal arbeiders.

Zoals het hoort eigenlijk.

Mopje.

 


2.      Hamlet

 

Ki:       To the point. Karlien, heb jij die kandelaar?

Ik hebHamlet’ gekozen. Ook om pragmatische redenen. Het is het enige stuk van William Shakespeare dat vertaald is in het Nederlands. Door een man trouwens, relatief onbekend: Piet Ar-te-feuille?

 

L:        Zegt me niets.

 

Ki:       Hebben jullie al jullie spullen bij?

            Laten we beginnen.

Jullie hebben het allemaal gelezen neem ik aan?

 

L:        Ik vind het een interessant stuk omdat het geen cliché-man toont.

 

Ka:      Ik vind het te agressief.

 

Ki:       Nee, vind ik niet.

 

Ka:      Hoe hij uitvliegt tegen Ophelia en zijn moeder. En al die gevechten en moorden op het einde.

            Ik vind het ook te pornografisch.

 

L:        Het is juist heel sentimenteel. Hamlet is een man, die, pas op, in die tijd, zijn gevoeligheid toont, zijn twijfels, zijn kwetsbaarheid.

 

D:        Mij fascineert zijn worsteling met het vrouwelijk machtsbastion.

 

Ki:       Sid, we gaan er toch geen masculinistische bewerking van maken?

 

D:        Frailty, thy name is woman!

 

Ka:      Zie je, te agressief.

 

Ki:       Maar die Hamlet doet niets. Hij piekert de hele tijd.

 

L:        Hij moet zijn vader wreken, maar hij schrikt terug voor dat geweld en hij zoekt naar een vrouwelijke oplossing.

 

D:        Nee, hij stelt de vrouwelijke macht in vraag.

Kijk naar die scène: Het gevecht van Hamlet met zijn moeder Gertrude.

 

Ki:       Wat een vrouw die Gertrude.

 

L:        Wees blij, Sid, dat je niet met de vrouwen van toen moest dealen. Die koningin Gertrude had het mooi voor elkaar. Ze is haar man beu, verleidt zijn broer, overtuigt hem om haar man te vergiftigen, en zij heeft een nieuwe echtgenoot en geen lastig gedoe meer met haar ex.

 

Ka:      Dat heeft Hamlet niet door natuurlijk.

 

3.      Repetitie: HamletGertrude deel één

 

Repetitie – fragment uit Hamlet van Piet Arfeuille. Lola speelt Gertrude, Sid Hamlet, Karlien Polonius. Polonius zit verstopt achter het gordijn.

 

G:        Hamlet, je hebt je vader enorm gekwetst.

 

H:        Moeder, jij hebt mijn vader enorm gekwetst.

 

G:        Kom, kom, kom, niet antwoorden op die toon.

 

H:        Kom, kom, kom, niet ondervragen op die toon.

 

G:        Godverdomme, Hamlet.

 

H:        Wat? Wat is er!

 

G:        Weet je nog wie ik ben?

 

H:        Jazeker. Absoluut. Jij bent de koningin, de vrouw van mijn vader, en, jammer genoeg mijn moeder.

 

G:        Ok. Misschien kunnen anderen je tot rede brengen.

 

Zij gaat richting Polonius die zich verscholen heeft.

 

H:        Hier. Je blijft hier. Ga zitten. Zit. Tot ik je in een spiegel heb laten kijken.

 

G:        Wat! Wat ga je doen. Ga je me vermoorden misschien? Help! Help!

 

Polonius maakt lawaai.

 

H:        Wat is dat? Een rat? Ik sla ‘m plat.

 

Hamlet vermoordt Polonius.

Ki wordt helemaal geil van de moordscène.

 

Ki:       Tot hier. Heel goed Sid.

 

 


4.      De onderdrukte man: de actualiteit

 

 

D:        Ik wil toch even mijn bezorgdheid uitdrukken. Ik zit hier nu wel in deze maakopleiding, maar ik weet niet of er zoveel toekomst is voor mannelijke makers.

 

L:        Ik denk niet het zo gezond is om daarmee bezig te zijn nu.

 

D:        Ik heb een kwantitatieve analyse gemaakt. Ik heb de programma’s bestudeerd van de Monty, het Kaaitheater, de KVS en het Toneelhuis, die trouwens allemaal een vrouwelijke artistieke leidster hebben.

 

Ki:       Wat wil je dan? Dat alle mannen directeursfuncties gaan bekleden?

 

Ka:      Ha, ha, stel u voor. Dat er hier een man het mee voor het zeggen had. Dat die mee op onze stafvergaderingen zou moeten zitten. Ik ben benieuwd of hij ook taart gaat bakken elke week.

 

L:        De keuken zou er altijd vuil bij liggen.

 

Ki:       Het zal snel gedaan zijn met romantische komedie’s en de flair als we er effe doorzitten.

 

Ka:      Dan kunnen we nie meer over regels en maandstonden en PMS praten.

 

Ki:       Welke regels?

 

Ka:      Ongesteldheid.

 

L:        PMS?

 

Ka:      Premenstrueel syndroom. Dat is da ge last hebt van koppijn, zwaar benen, rugpijn, bad hairday, nekpijn, stemmingsstoornissen. Zo nen dag dat alles tegen zit en ge weet nie waaraan dat het ligt en dan komt ge thuis en dan [doet teken van stromend bloed]

 

L:        Ik heb vandaag last van zo van die dikke klodden. Hebben jullie dat ook soms? Dat dat bloed samen met slijm zo’n vettige kladden geeft.

 

Ka:      Ik gebruik tampons.

 

D:        Ik heb dus die analyse gemaakt. Blijkt dat dit seizoen er in totaal tien procent van de theaterteksten door mannen is geschreven, en dat er twintig procent mannelijke regisseurs zijn.

 

Ka:      Hij kruipt in de slachtofferrol.

 

L:        Dat heb ik ook voorgehad toen ik nog in Nederland werkte. Al die mannen, de hele tijd woedend worden, met dingen gooien, razend kwaad liepen die buiten. Altijd weer in de slachtofferrol kruipen.

 

Ki:       Of ze beginnen over geld.

 

L:        Heb ik veel meegemaakt. Dan willen ze over het contract beginnen onderhandelen. Zeg ik: ik wil eerst wel eens komen kijken naar jouw werk. En dat je me vertelt over het proces. Ik wil je rustig leren kennen bij een kopje koffie, stukje cake, gezellig, lekker kletsen. Dan zien we wel of het klikt.

 

Ka:      Ze gooien hun eigen ramen in door altijd direct zakelijk te doen.

 

Ki:       Het lijkt me fout je op deze cijfers te focussen Sid, je moet gewoon je ding doen. Het helpt niet om zo aanvallend te doen en je agressief op te stellen. Masculinisme is voorbij gestreefd.

 

Ka:      Jullie hebben toch gelijke rechten? Jullie hebben stemrecht.

 

D:        Nog maar 70 jaar. Mijn grootvader mocht nog niet gaan stemmen.

 

L:        Is je grootvader zo oud?

 

Ka:      Jullie mogen naar school, naar de universiteit, jullie mogen auto rijden, jullie mogen alleen op café, jullie mogen jullie huwelijkspartner kiezen.

 

Ki:       Jouw probleem is toch niet meer van onze generatie. 

 

L:        Je grootvader moet minstens 90 zijn dan.

 

Ka:      Dat is oud voor een man.

 

L:        Mijn grootvader is maar 85 geworden.

 

D:        Ik heb het er met andere mannen over gehad. Ze erkenden dat mannelijke makers het moeilijk hebben in de feminiene theatersector.

 

Ki:       De theatersector. De theatersector. Het is toch hetzelfde in de rest van de maatschappij? Hoeveel mannen hebben topfuncties in bedrijven?

 

D:        Die kan je op één hand tellen.

 

L:        Ik heb eens één keer een mannelijke baas gehad. Hij kon zijn job niet aan.

 

D:        En mannen verdienen minder. Er is een loonkloof van negen procent.

 

Ki:       Zij hebben dan ook geen gezin te onderhouden.

Dat mannen nu eenmaal andere functies vervullen in de samenleving is een onontkoombaar gegeven.

 

Ka:      Mannen hebben meer testosteron en compactere spieren.Wat is er mis met uitvoerende handenarbeid, zo beneden aan de basis?

 

Ki:       Vrouwen zijn nu eenmaal beter in structureren, organiseren, leiding geven.

 

Ka:      Voor dingen zorgen.

 

D:        Ik heb een adviesbrief gevonden van het Europees Parlement dat in 2007 onderzoek gedaan heeft naar mannendiscriminatie in de podiumkunstensector en hetzelfde vaststellen als ik nu doe: dat mannen geen directeurszetels bekleden, en ook maar moeilijk in de regisseurstoel geraken.

 

Ki:       Kunnen we verder met de scène?

 


5.      Repetitie: Gertrude en Hamlet deel twee

 

Sid als Hamlet, met de dode Polonius (=Karlien) in zijn handen achter het gordijn, Lola als Gertrude, Kirsten als regisseur.

 

G:        Jezus Christus. Wat heb je gedaan?

 

H:        Ik weet het niet. Is hij het?

 

G:        Wie?

            Wat een zinloze, krankzinnige daad!

 

Hamlet kijkt achter het gordijn en ziet Polonius liggen

 

H:        Ellendige zot. Stomme hond. Stupide, bemoeizieke eikel. Het is Claudius niet. ’t Is Polonius. tot Gertrude Wat? Wat is er! Hou je handen stil. Zit! Dat ik in je hart kan knijpen. Als het ondertussen nog niet gevoelloos is geworden.

 

G:        Wat heb ik gedaan dat jij zo onmenselijk tegen me tekeergaat?

 

H:        Heb jij respect voor mij?

 

G:        Natuurlijk heb ik respect voor jou.

 

H:        Heb je respect voor m’n vader?

 

G:        Hamlet, ik heb ontzettend van je vader gehouden. Ontzettend.

 

H:        O ja?

 

G:        Ik heb gevoelens gekregen voor een andere man.

 

H:        Gevoelens!

 

G:        Ik weet dat dat voor een man heel moeilijk is.

            Ik ben verliefd geworden.

 

H:        Je bedoelt dat je kut nat stond.

 

G:        Het gebeurde gewoon. Moet ik liegen! Ik heb gevochten tegen mijn gevoelens. Ik wou het niet. Ik vond ook dat het niet kon. Ik voelde me schuldig.

 

H:        Hoe kun je nu trouwen als je man pas drie weken onder de aarde ligt! Je was kwetsbaar, je staat in ’n zwakke positie, hij speelt erop in met al z’n mooie praatjes en jij tuint er gewoon in!

 

G:        Was jij erbij? Weet jij wat er gebeurd is? Zit jij in mijn lijf?

            Jongen, je komt er wel overheen.

 

H:        Jij hebt mij op de wereld gezet. Ik niet.

 

G:        En wat wil dat nu weer zeggen?

 

H:        Dat je voor me moet zorgen. Dat je rekening moet houden met mijn leven. Met mijn gevoelens. Met mijn problemen.

 

G:        Ik ben je moeder en ik hou van je, ik wil uren, uren, uren, uren met je praten. Maar over mijn leven als vrouw heb je niks te zeggen. Niemand. Niks.

 

H:        Godverdomme. Denk je dat ik dat allemaal zelf niet kan bedenken. Die vrouwenboekjeswijsheid. Je kan staan uitleggen tot morgenvroeg. Daar gaat het toch allemaal niet over. Waar het over gaat, is dat als iemand koud in z’n graf ligt, dat je er dan niet overheen gaat liggen neuken.

            Roep je de naam van mijn vader als die strontvlieg klaarkomt op je gezicht? Die drol, die kakkerlak. Je wordt geneukt door een varken. Een geile klootzak. Een baviaan. Een neukmachine. Jij bent een neukmachine. Een gore, natte, vieze, slijmerige neukmachine. Vol van zijn slijmerig zaad. Van zijn feestelijke slingers. God de vader. Met zijn slagroomspuit. Met z’n kronkelend stukje vlees. Z’n syfilisstronkje. Je ziet scheel van het neuken. Ik ruik je op de muren moeder. Het geil druipt hier van de muren. Jij godverdomse natte dweil!

 

Sid wordt kwaad en smijt iets kapot. Sid smijt heel veel kapot. Kalmeert dan.

 

Ki:       Gaat het Sid?

 

D:        Dit komt te dicht bij, sorry.

 

L:        Je moet leren huilen. Met agressie los je niks op.

 

 


6.      De onderdrukte man: de toekomst

 

Ki:       Sid, wil jij later macht?

 

L:        Wil jij later veel geld verdienen?

 

Ka:      Wilt gij later kunstenaar worden?

Hoe denkt gij al die zaken te gaan combineren?

           

D:        Ik vind dat jullie vrouwen moeten begrijpen dat kunstenaar zijn ook iets is dat je kan doen als je nog geen kinderen hebt gehad. Dat je ook kan scheppen zonder dat je ooit al iets met je lichaam geschapen hebt.

 

Ka:      Nu stuiten we op een biologische muur. De grens van het masculinisme. Mannen kunnen scheppen met hun handen, ze kunnen zaken doen, handel drijven. Maar kunst! Dat is het leven en het samenleven! Hoe kunt ge nu kunst maken als ge nooit nieuw leven vanuit uw vagina hebt geperst? Als ge die pijn nie gevoeld hebt? Die oerkracht?

 

Ki:       En maand op maand die training.

 

L:        Telkens opnieuw die krampen van de baarmoeder, het bloed, de pijn, het genot.

 

Ka:      Genot?

 

L:        Ik ben altijd supergeil die periode. Masturberen is veel leuker dan. Alles glijdt zo lekker.

 

Ki:       Je legt dan toch een handdoekje op je bed?

 

Ka:      De historische onderdrukking van mannen heeft een biologische oorzaak. Kijk naar de oorsprong van theater. Dat is ontstaan vanuit religie en rituelen. Leven en dood. Hebt ge ooit al van klaagmannen gehoord? Of van Vader Maria en sperma Jezus?

 

L:        ’t Is toch niet omdat Sid een man is dat hij geen regisseur kan worden? We moeten ons toch niet op die geschiedenis blijven vast timmeren?

 

Ka:      Maar kijk naar zijn biologie. Dat testosteron is een feit, dat komt zijn sensitiviteit niet ten goede. En zijn empathisch vermogen is niet zo ontwikkeld. ’t Blijft toch altijd bij daden. Wanneer komen er eens woorden en gevoelens?

 

Sid loopt weg.

 

Ka:      Dat viel te verwachten.

 

Ki:       Vluchtgedrag.

 

L:        Jammer.

 

Ka:      Typisch.

 

Ki:       Zijn we misschien te hard geweest?

 

Ka:      Die komt wel terug.